De grote baas
Gisteren zaten Wouter en Pieter met de playmobil te spelen. Ik stond vlakbij de afwas te doen en hoorde hun gesprek aan, waarin Wouter vooral de boventoon voerde.
'We gaan hockey spelen, zoals op uw T-shirt, Pieter.'
'Ja, tof!'
'Ok, we zijn allebei van het grijze team maar gij moet met het mannetje spelen van de gele.'
'Huh?'
'Ja, we zijn allebei van hetzelfde team maar gij moet even de gele spelen én verliezen. Uw mannetje mag niet scoren, want anders verliezen we hé. Dus ik scoor en gij niet!'
'Maar ik wil ook scoren zenne.'
'Maar ge wint toch ook als ge niet scoort want gij zijt ook het grijze team.'
'Ok,' zucht Pieter dan maar, inbindend voor zoveel verbaal talent.
En iets later trekt Wouter weer het laken naar zich toe.
'Kom onze mannetjes gaan fietsen,' zegt hij.
'Ok, de mijne gaat mee met zijn rollerskates,' beslist Pieter.
'Nee, we gaan fietsen!'
'Ja, fiets maar, mijn mannetje rollerskate mee.'
'Maar gij moet ook fietsen. Kijk eens, dat zijn wel mountainbikes hé, met van die dikke banden, en die kunnen rap fietsen, nog rapper dan rollerskates!'
'Ik wil toch rollerskaten.'
'Ok, geen probleem, dan rijd ik wel met de auto en dan kunt gij toch niet volgen, want dan race ik héél snel!'
'Ok, ok, ik zal wel mee fietsen', bindt Pieter weer in met een diepe zucht.
Het moet moeilijk zijn om op te kijken naar je grote(re) broer, ermee te willen spelen, zelf toch wel weten wat je wil (doen) en dan toch maar toegeven om je speelmakker niet te verliezen.
Wanneer ik Wouter er attent op maak zegt hij me dat hij het wel weet, maar toch doet hij er niets aan. Ik ben blij dat mijn afwasje gedaan is en ik niet meer moet luisteren naar zijn 'bevelen'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten